Op 13 augustus 900 werd niet ver van de Maas Zwentibold, koning van Lotharingen, op het slagveld gedood. In de erop volgende elf eeuwen heeft Zwentibold een steeds grotere betekenis gekregen voor het gebied, dat tegenwoordig naar hem genoemd wordt. Zwentibold (ook wel Swentibold of Sanderbout geheten) werd rond 870 geboren als bastaardzoon van de Duitse koning Arnulf uit Karinthië, die later keizer zou worden van het Roomse rijk. Arnulf, die met succes de Noormannen bestreden had, zorgde ervoor dat zijn zoon in 895 uitgeroepen werd tot koning van Lotharingen. Op die manier kwam hij tegemoet aan de Lotharingse edelen die graag een herstel zagen van het vroegere Karolingische Middenrijk. Zwentibold maakte een strategische fout door zich meteen te bemoeien met de troonstrijd in West-Francië, waardoor hij zich beide pretendenten aldaar tot vijanden maakte. Ook ten opzichte van de regionale adel volgde hij een zig-zag-koers, hetgeen leidde tot onvrede over zijn bestuur en verzet. Zijn tegenstanders riepen uiteindelijk na de dood van keizer Arnulf diens wettige zoon Lodewijk het Kind uit tot hun koning en organiseerden een opstand tegen Zwentibold, waarbij de Lotharingse koning sneuvelde, nabij de Maas.
Een oude traditie, die terug gaat tot de dertiende eeuw, wil dat Zwentibold in Susteren begraven werd. Dit feit komt ook iedere zeven jaar terug, wanneer in Susteren de Heiligdomsvaart gehouden wordt. In de achttiende eeuw wees men de bezoekers van de kerk van Susteren nog de koninklijke grafsteen en kon men door aanraking van een tand van Zwentibold van kiespijn worden verlost. In de negentiende eeuw meende men tot tweemaal toe zijn graf teruggevonden te hebben. De schatkamer van Susteren bezit in ieder geval een reliekhouder met het hoofd van ‘Sanderoboldus’ en ook een met het hoofd van zijn vrouw Oda.
Volgens dezelfde overlevering zouden de jonge dochtertjes van Zwentibold door abdis Amelberga in het klooster te Susteren ondergebracht en nadien aldaar ook abdis geworden zijn. Tastbaar bewijs voor de relatie tussen Susteren en de koning is een oorkonde uit 895, waarin Zwentibold rechten op de abdij bevestigt.
Lange tijd heeft men gemeend dat een andere relatie van Zwentibold met onze streek ook historisch was: de legendarische schenking van het Graetbos. Tegenwoordig neemt men aan, dat dit verhaal in latere eeuwen verzonnen is om een bestaand gebruik te kunnen verklaren, namelijk het gemeenschappelijk gebruik van het Graetbos en de Graetheide door de veertien eromheen liggende kerkdorpen. Volgens dit verhaal zou de koning om de bewoners van onze streek compensatie te geven voor geleden oorlogsschade het gebruik van Graetbos en Graetheide geschonken hebben. Een ruiter kreeg de opdracht om tijdens de maaltijd van de koning langs de dorpen te rijden om het goede nieuws te berichten. De ruiter reed langs Born, Guttecoven, Limbricht, Sittard, Munstergeleen, Geleen, Beek, Elsloo, Stein, Urmond, Berg, Bicht, Papenhoven en Buchten. In Holtum hield een vrouw hem bij binnenkomst van het dorp tegen, waardoor deze plaats geen deel had aan de Graetheide
Ook al is de Graetheideschenking niet historisch, toch is Zwentibold een begrip geworden in onze streek en is hij mede drager van de identiteit ervan. De bewoners zijn hem immers in latere eeuwen steeds meer als ‘hun koning’ gaan beschouwen, waardoor hij een thema ging vormen voor volksverhalen, gedichten, muziekwerken en ook beeldende kunst. Zwentibold zorgt zodoende na meer dan elfhonderd jaar voor de eenheid in de Westelijke Mijnstreek.
Guus Janssen